collecte bekijk kerktijden

Gebed in tijden van pest
en besmettelijke ziekten

Een gebed van Coenraad Mel


“Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des
Almachtigen. Ik zal tot de HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burcht; mijn God, op Welke
ik vertrouw. Want Hij zal u redden van de strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke
pestilentie.” [Psalm 91: 1-3].

“O, heilige en rechtvaardige God, Die ons, aangezien wij tegen U, onze almachtige Schepper
en Weldoener, gezondigd hadden, door besmettelijke en schielijk wegrukkende ziektes
bezoekt. Ach, wij bekennen onze schuld dat wij Uw goedheid en lankmoedigheid tot toorn
en rechtvaardige straffen getergd hebben, daarom laat U zulke zware bezoekingen over ons
komen, die ons schielijk en onverwacht uit de tijd in de eeuwigheid brengen. De dood klimt
in onze vensters en rukt de een na de ander weg, zodat zelfs onze beste vrienden voor ons
schuwen en wegvluchten.

U hebt een vuur van besmetting onder ons ontstoken, wat niemand blussen kan dan U alleen
Die onze ware Helper en Geneesmeester bent. Wij zien overal waar wij ons keren, niet anders
dan dode mensen. En de menigvuldige dode lichamen die men wegdraagt, zeggen ons zonder
spreken, dat wij ook haast kunnen worden gelijk zij.

Ach God, wij staan tussen de doden en levenden gelijk Aaron, en brengen U, onze Ontfermer,
het reukoffer van een hartgrondig gebed. Wij roepen en zuchten met een bewogen ziel: Ach,
Heere HEERE, verschoon toch en laat Uw doodsengel zijn zwaard in de schede steken.
Ontferm U toch over Uw volk en over de schapen Uwer weide! Vergeef ons, lieve God, al
onze zonden waarmee wij Uw toorn gaande hebben gemaakt, om Jezus, Uw allerliefste Zoons
wil. Neem deze schadelijke plaag weg en weer dit onheil van ons af. U hebt immers gezegd:
‘En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; lk zal er u uithelpen, en Gij zult Mij eren.’
Waar is een groter nood, Heere, dan deze waarin het met alle menselijke hulp schijnt gedaan
te zijn, waar de dood menigeen overvalt zonder dat hij er aan denkt of tijd heeft om zich tot
dusdanig grote verandering behoorlijk te kunnen voorbereiden?

Ach God, ruk ons toch niet weg in het midden van onze zonden door zo een schadelijke en
schielijke dood, en geef, dat we alle dagen, ja alle uren op onze hoede moge zijn. Opdat,
wanneer het U behagen mocht ook over ons de dood te gebieden, wij bereid bevonden
worden.

Laten wij het op het laatste, schielijke en benauwde uur niet laten aankomen, maar onze
roeping en verkiezing vast maken, zodat, indien het U behaagt ons mede uit deze ellendige
wereld te roepen, wij gerust kunnen sterven op wat wij U, onze hemelse Vader, voorheen in
boete, geloof en hoop betuigd hadden. Echter willen wij, Heere, aan Uw machtige hulp niet
wanhopen, want U kunt, zo U wilt, zelfs in het midden van het vuur van deze
besmettelijkheden en plagen, redden en behouden. U kunt, onder zoveel doden, aan
levenden Uw wonderen bewijzen.

Laat ons, o God, Uw macht aanschouwen. Laat ons Uw barmhartigheid zien in de diepte van
onze nood en ellende. Bewaar ons ‘voor de pestilentie die in de donkerheid wandelt, voor
het verderf dat op den middag verwoest.’ En bewijs Uw almogendheid over ons, die hier voor
het altaar van Uw oneindige barmhartigheid neerliggen. Behoed ons voor schrik en vrees in
deze gelegenheid, en laat ons zijn als een vuurbrand uit het vuur gerukt.

Zullen wij langer leven, Heere, zo toon ons Uw heil en genadige hulp, opdat wij U prijzen in
het land van de levenden. Zullen wij haast sterven, zo laat ons zacht en zalig ontslapen. Laat
ons onze laatste strijd dapper strijden en in geloof en vaste hoop, met een gezicht en
voorsmaak van onze aanstaande hemelse heerlijkheid, vanhier gaan en haast geraken op die
plaats, alwaar wij een onuitsprekelijke en eeuwige gelukzaligheid genieten zullen.
Amen, Heere Jezus, Amen.”

Conrad Mel (Gudensberg 1666 - Bad Hersfeld 1733)


Ooit kon dit gebed als tractaat worden gekocht: Mel, Coenraad, Gebed in tijden van pest (cholera) en besmettelijke ziekten. Psalm XCI, vers 1,2,3. Kl.4o Utrecht, H. Melder. F.0,01