Ashbel Green (1762 - 1848) was een Amerikaans Presbyteriaans predikant. Hij was de achtste president van de universiteit van Princeton. In 1798 woedde in Philadelphia de gele koorts, een tropische ziekte die wordt veroorzaakt door het gelekoortsvirus. Men zegt dat 5000 of meer mensen stierven aan deze ziekte.
De schrijver wil zijn lezers in het eerste gedeelte van de brief erop wijzen dat men een epidemie moet zien als een bedeling van Gods voorzienigheid. Deze bedeling zal ons óf slechter, óf beter maken en Green vermaant zijn lezers daarop acht te slaan. In het tweede gedeelte van de brief vertroost hij de gelovigen die in de stad Philadelphia achtergebleven zijn met Gods beloften in Zijn Woord.
Aan de gemeente van X. die in de stad Philadelphia verbleef gedurende de epidemie van 1798.
Mijn geliefde gemeente,
De apostel Paulus spreekt in de brieven aan de kerken waar hij gearbeid had, vaak over met het lichaam afwezig te zijn, maar tegenwoordig te zijn met de geest (1 Kor. 5:3) en van u beroofd te zijn geweest voor een kleine wijle tijds, naar het aangezicht, niet naar het hart (1 Thes. 2:17). Ik ben er heel goed achter gekomen wat die uitdrukkingen betekenen sinds ik u voor het laatst gezien heb. Vanuit de overtuiging van mijn plicht ben ik naar het lichaam wel afwezig, maar mijn hart is werkelijk bij u. In nederige navolging van de apostel zou ik u nu enkele gedachten willen meedelen door middel van een brief. Ik hoop u binnenkort van aangezicht tot aangezicht te zien en te spreken.
Het heeft de wijze en heilige God behaagd om de laatste twee maanden Zijn kastijdende hand misschien wel zwaarder op onze ongelukkige stad te leggen dan Hij ooit tevoren gedaan heeft. Men zou denken dat de veelvoorkomende, ja zelfs jaarlijkse terugkeer van deze pijnlijke en ontzettende gesel genoegzaam is om de meest zorgeloze en onbekommerde mensen te doen ontwaken en op te schrikken. Het lijkt wel alsof de God des hemels Zich erop toegelegd heeft om de steden en dorpen van de Verenigde Staten te straffen en vastberaden was om de ene slag na de andere toe te brengen, totdat ze óf tot Hem terug gekeerd óf totaal verwoest zouden zijn.
Voor degenen die de hand van God zien en in aanmerking nemen wat betreft de gebeurtenissen in dit leven, zal dit wel duidelijk zijn. Pijnlijk is de zekerheid ervan voor degenen die te midden van deze rampen hebben te lijden. Toch zal er geen reformatie plaatsvinden, noch eraan gedacht worden, tenzij het Hem behaagt, Die des geestes overig heeft, om die uit te storten tot heiliging van Zijn bedelingen in de voorzienigheid. Namelijk het openen van verblinde ogen en dove oren, het versmelten van harde harten en de krachtige bekering tot de Heere van degenen die zowel in de aard als in de praktijk vijanden van Hem zijn. Onze ervaring uit het verleden is zeker wel genoegzaam om ons te overtuigen dat geen enkele bedeling in de voorzienigheid ons ook maar iets beter zal maken. Hoe belastend, vreselijk of ontnuchterend die ook moge zijn. We zullen er eerder veel slechter door worden, tenzij God deze slagen samen zal doen gaan met de invloeden van Zijn genade.
Het is inderdaad een hele belangrijke waarheid, die we zorgvuldig in gedachten moeten houden, dat alle buitengewone handelingen en bedelingen van de Goddelijke hand ons beter óf slechter zullen maken. Het zal niet vrijblijvend zijn. God zal niet toelaten dat ze niets zullen uitwerken. Als ze ons niet zullen verootmoedigen en bekeren, dan zullen ze ons zeker verharden en meer van God vervreemden. Ze zullen het middel zijn om de maat van onze ongerechtigheden vol te maken. En de toorn is over hen gekomen tot het einde. Het meest sombere dat ik kan zien in het lijden van stad en land is dat de kwade, en niet de goede gevolgen van deze slagen schijnen te hebben plaatsgevonden onder ons. Door alle slagen die we de afgelopen vijf jaar gevoeld hebben, zijn we slechter en niet beter geworden. Zelfs voor iemand die bekend is met de menselijke natuur en de verdorvenheid van het menselijke hart zal het vreemd en verbazingwekkend toeschijnen dat de rampen die onze stad getroffen hebben zo weinig indruk maken als bij ons. Ja, dat ze veronachtzaamd en vergeten zouden worden, zelfs voordat de pijn over was. Waar zal deze vreselijke ongevoeligheid ons dan brengen? Waar zal het eindigen? Dit zijn inderdaad sombere vragen. God alleen weet wat het einde zal zijn. Het is voor ons genoeg dat we onze plicht kennen. Deze plicht houdt in dat we een goed gebruik maken van deze voorzienigheid, zodat we er geestelijk en eeuwig voordeel uit zullen trekken. Bid en werk, opdat ook anderen deze voordelen niet uit handen zullen glippen.
Degenen die in de stad gebleven zijn gedurende de epidemie zullen deze huidige ramp over het algemeen wel op de pijnlijkste wijze gevoeld hebben. Dit is echter absoluut geen aanwijzing dat hun misdaden groter zijn geweest dan die van anderen en ook zelfs niet even groot geweest zijn als die van de velen die weggevlucht zijn zonder ook maar iets te voelen. De smarten van degenen die geleden hebben, kunnen het middel geweest zijn tot hun grootste voordeel, terwijl de zeer grote onbezonnenheid van degenen wier gevoelens in het geheel niet gekrenkt zijn, zeker een van de vreselijkste vloeken is die zij ervaren kunnen hebben. Het kan een ontzettende voorloper zijn van hun zware verdoemenis, zelfs al in dit leven. Misschien is het wel datgene wat voorafgaat aan iets nog ergers in de toekomende wereld, dan wat hier toegebracht kan worden.
God heeft ongetwijfeld een aantal van Zijn lieve kinderen door middel van deze verwoestende ziekte tot Zich geroepen, om de eeuwige rust in te gaan. Zij hebben door hun wegneming winst gedaan en wij, die achterbleven, hebben zwaar verlies geleden. Zij zijn aan alle zonde en lijden ontsnapt en gegaan naar de gewesten van volmaakte heiligheid en vreugde. Naar de onmiddellijke tegenwoordigheid van God en het Lam. Wij hebben het voordeel van hun gezelschap, gebeden en arbeid verloren en worden geroepen om nog meer te doen en te lijden, terwijl hun werk en lijden voor altijd voorbij is.
Ongetwijfeld zijn er andere kinderen van God die deze ziekte overleefd hebben en daarom reden hebben om hun hemelse Vader tot in alle eeuwigheid te loven voor datgene wat zij in staat waren te doen en hetgeen waartoe zij geroepen waren om te zien en voelen. Hun liefdesarbeid, pijnlijke zorgen of kwellende ziekte, wonderlijke ondersteuning, veelvuldige ontfermingen te midden van een leger van boosheden, de schokkende taferelen die zich voor hun ogen hebben afgespeeld, de bijzondere goedheid van God jegens hen en hun gezinnen, hun sombere uren, de tijden van Goddelijke vertroosting, hun mistroostige gedachten, hun triomferende hoop, het verlies van geliefde familieleden en vrienden, het leven met een nabije eeuwigheid in zicht en ten slotte gespaard en geroepen te zijn om nog een poos in de wijngaard van de Heere te arbeiden – dit alles, alles zal medewerken ten goede.
Alles zal hen vooruit doen snellen op hun christelijke loopbaan. Alles zal de verschillende genadebewijzen verhelderen. Alles zal hun toekomstige loon vermeerderen. Alles zal waarde en heerlijkheid toevoegen aan de eeuwige kroon der heerlijkheid die hun uiteindelijk gegeven zal worden.
Laat het volk van God vertroost worden met de overdenking van deze zaken. Laat ze zich verheugen dat de HEERE regeert en dat Zijn raad zal bestaan. Hij zal al Zijn welbehagen doen. Laat ze tot Hem vluchten als hun sterke Toren, om zich te verbergen onder de schaduw van Zijn vleugelen, totdat de verdervingen zullen voorbij zijn gegaan. Laat ze de regering van de wereld en de bedeling met betrekking tot de schepselen overlaten aan de God Die ze gemaakt heeft. Laat ze de Goddelijke beloften in de gedachten terugkomen en de belangrijke waarheid in het oog hebben, dat hoe duister dit aspect van de Goddelijke voorzienigheid ook moge zijn, of hoe smartelijk de zaken zijn waarvan ze getuigen waren, er toch vrucht voor den rechtvaardige is. Immers is er een God, Die op de aarde richt. Hij zal opstaan. Gij zult U ontfermen over Sion. Hij zal niet toelaten dat Zijn getrouwheid zal falen. Hij zal al Zijn beloften aan Zijn Zoon, Kerk en volk onthouden en nakomen.
Het is voorspeld dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. Het is ons lot om die dagen te aanschouwen. De huidige tijd is inderdaad zwaar of gevaarlijk in ons land en in de hele wereld. Het vereist de beoefening van veel waakzaamheid, geloof en lijdzaamheid in de christen die zijn goede naam zou willen houden, standvastig zou willen blijven en zijn belijdenis zou willen versieren. En dat in de tijd en omstandigheden waarin we geplaatst zijn. Echter, voor degenen die getrouw bevonden worden, geldt: Uw loon is groot in de hemelen.
Er is een genoegzame voorraad van genade en hulp in de schatkamer van onze aanbiddelijke Verlosser. Ja, voor elk mogelijk gebrek dat Zijn volgelingen maar kunnen voelen. Want het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou. Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk. En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade. Welke niet naar waarde te schatten, dierbare woorden staan hier! O, te bedenken dat deze gezegende Jezus, in Wie zo’n volheid is, het geestelijke Hoofd, de Man en de Broeder van elke gelovige is! De Goddelijke waarheid bevestigt dit feit aan ons.
Wie is er dan, die vergeving wil hebben – die veel vergeving wil hebben – die het gedurig en onophoudelijk wil hebben? Zie, hier is een volheid van vergeving in Christus. Zijn Goddelijke, oneindige natuur is er vol van. U mag alles nemen wat u wilt – u mag het om niet nemen. U mag het zo vaak aannemen als u wilt, wanneer u het ook nodig hebt. Toch zult u de onpeilbare volheid die in Hem te vinden is niet kunnen verminderen. Het heeft de zonden van het zwartste soort weggewassen en elk slag van zondaren gereinigd en ondanks dat is de hoeveelheid ervan niet kleiner geworden. De kracht zal er niet uit gaan.
Gelovige, kom dan zo vaak als u wilt, en neem een volheid van vergeving van al uw zonden uit de volheid van uw dierbare Zaligmaker. Wie is er, die tegelijkertijd ook genade nodig heeft om geholpen te worden ter bekwamer tijd – die de verdorvenheid neergeslagen, het ongeloof onderworpen, de duisternis weggejaagd, koudheid en onverschilligheid weggenomen, de liefde ontvlamd, het vertrouwen opgewekt, de hoop, ijver en vurigheid verlevendigd, leiding met betrekking tot de plichten geschonken, onderwerping aan de wil van God gegeven en de voorbereiding daarop verleend wil hebben? Zie dat in de volheid van Christus alle uitrusting en verscheidenheid aan gaven te vinden is en om niet aangeboden wordt. Nee, u wordt gedrongen het aan te nemen. Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Dit zijn Zijn Eigen genadige woorden.
Ga dan met uw gebreken naar Christus en probeer zó’n nijpende behoefte eraan te krijgen als u maar kunt. Hoe meer gebreken u zult voelen, hoe meer u werkelijk verlichting zult wensen en hoe dichter u waarschijnlijk zult zijn bij de verlossing. Kom in diepe verootmoediging tot de troon der genade. Vertel uw God en Zaligmaker dat dit en dat uw gebreken zijn en dat in dit en dat geval uw nood heel erg dringend is. Vertel Hem dat u op Zijn vrije en genadige nodiging daar gekomen bent als een arm kind, een arme, verloren zoon. Vertel Hem dat Hij de belofte én geneigdheid of het verlangen om erop te pleiten gegeven heeft. Ook al is Hij het helemaal niet verplicht om u een genadige belofte te schenken of ook maar één schuldige zondaar toe te staan om op de belofte te pleiten. Zijn getrouwheid zál gehoor geven aan de beslaglegging van het geloof. U weet wel dat zij gereed staat om te antwoorden. Leg uw zaak neer bij het Verbond. Vraag nederig of God Zijn woord wil waarmaken. Vertel Hem dat u de belofte vertrouwt. Vertel Hem dat u ziet op Zijn getrouwheid, dat Hij de belofte na zal komen en dat Hij het beste voor u zult doen in deze moeilijkheden.
O gelovige, u, noch enig ander discipel van Jezus zult dit doen zonder een antwoord van vrede te ontvangen! God weigerde nooit te helpen, ook was Hij niet traag in Zijn hulp, wanneer de ziel rustte op Zijn Woord. Hij zou eerder het universum verwoesten dan ontrouw zijn in zo’n zaak. Wie kan dit voorrecht, dat hij een almachtig God heeft waar hij naartoe kan gaan, recht naar waarde schatten? God als Toevlucht in al onze noden. Het is een rijker deel dan wanneer we duizend werelden tot onze beschikking zouden hebben. Hoe dwaas handelen christenen toch, dat zij niet meer gebruik maken van dit voorrecht. Hun hemelse Vader misgunt hen het gebruik ervan niet. Nooit is Hij zo blij met ze, als wanneer ze zo tot Hem komen, opdat Hij Zijn belofte van verhoring zal nakomen. Hij zal de verhoring wel op Zijn tijd en op Zijn Eigen wijze laten plaatsvinden. Het zal echter de beste tijd en de beste wijze zijn. Het zal bijna altijd een betere en volkomener verhoring zijn dan de christen zich voorgesteld had. Het zal over het algemeen ook een zeer merkbaar antwoord zijn. De ziel zal merkbaar ervaren dat zijn gebed werkelijk verhoord is geworden. Maar dit vermakelijke onderwerp heeft me verder geleid dan ik bedoeld heb.
Het is mijn bedoeling om op te merken dat de zware tijden die we nu beleven, spoedig voorbij zullen zijn. Dan zal God wonderlijke dingen doen voor Zijn Kerk. Voor de Heere zijn duizend jaren als een dag. De tijd lijkt voor ons wel lang en vervelend te zijn, maar voor Hem is het slechts een ogenblik. Vanuit ons oogpunt zijn Zijn werken toekomstig, maar voor Hem vinden ze op dit moment plaats. Hij ziet nu dat al Zijn beloften vervuld zijn en dat alle zaken die tot dat doel leiden, uitgevoerd zijn. Laat ons dan wachten in geloof. Laat het geloof vaak gebruik maken van de dierbare laatste belofte die in het Boek des levens staat. Het is een van de rijkste beloften: Die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk. Amen. Laat het geloof vurig deze woorden nazeggen: Ja, kom, Heere Jezus! De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen. Kom met Uw kracht in de zielen van Uw volk. Kom om de goddeloze wereld te overtuigen en te bekeren. Kom om Uw uitverkorenen te vergaderen. Kom om al Uw voornemens uit te voeren. Kom ten oordeel en laat al Uw volk in volmaaktheid komen tot Uw zalige tegenwoordigheid.
Aan onze gebeden moeten ook onze pogingen tot het goed van kostbare zielen toegevoegd worden. Wij moeten onze ijver en vurigheid op elke wijze van invloed of mogelijkheid aan de dag leggen om ondeugd tegen te staan en de deugd op te wekken, onze belijdenis te versieren, de zorgelozen wakker te schudden, de onbekommerden op te schrikken, de zoekende mensen te leiden, de zwakken te troosten en de afdwalenden terug te roepen. Wie zal zeggen of de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren? Wie kan zeggen of onze ogen nog eens de heerlijke dagen van de Zoon des mensen op aarde zullen zien? Hoe het ook moge zijn – allen die getrouw zijn tot de dood, zullen zeker de kroon des levens ontvangen.
Als deze brief door iemand gelezen zal worden wiens geweten tegen hem getuigt, dat hij zichzelf nog nooit aan de Heere heeft gegeven en zijn ziel nog nooit overgegeven heeft in de handen van de Zaligmaker, dan zou ik hem door de ontfermingen Gods willen bidden dat hij zich overgeeft om te zijn een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. is het geen genade die uw hart zou laten smelten, dat u gespaard bent te midden van de verwoestingen van de dood die om u heen te zien waren? Dat u niet in uw zonden afgesneden bent? En dat u niet in hopeloze ellende verkeert, maar nog steeds de oproepen en nodigingen van het Evangelie mag hebben? Elk beginsel van genade zou u toch zeker wel doen voornemen dat u, in de kracht van God, nu voor Hem zult zijn en niet voor iemand anders? Ik beveel u aan Zijn genade en mijn gedurige gebed is dat u door Hem in vrede gevonden mag worden. Broeders, bid voor ons.
Vaarwel.
Uw liefhebbende predikant,
Ashbel Green